EGMOND AAN DEN HOEF - Vrijdagmiddag 1 Juni j.l. is in een werkelijk bomvolle Slotkapel in Egmond aan den Hoef het startsein gegeven voor de opening van een historische fototentoonstelling die geïnspireerd is op oude prenten uit het geslacht van de Van Egmond. Er waren diverse sprekers aanwezig waaronder de Burgemeester van Bergen mevrouw Hafkamp en Abt Mathijsen van het Adelbertus klooster. Het is voor niet ingewijden wel eens moeilijk te bevatten waarom er ten tijde van de hoogtijdagen van het geslacht Egmont voortdurend onenigheden/strijd en oorlogen waren tussen de Heeren en Graven van Egmont en de Kerkelijke overheden in de persoon van de Abt van genoemd klooster.

Een van de sprekers tijdens de opening was Max Mulder, de partner van de vorig jaar helaas overleden (amateur-) historicus Wim Schmelzer, o.a. de schrijver en samensteller van het veelgeprezen boek “Afbeeldinge ende levensbeschrijvingen van de Heeren en Graven van Egmond” dat in 2002 in een oplage van meer dan 1200 boeken verscheen en binnen de kortste keren was uitverkocht. Hij hield een bepaald niet oppervlakkig expose over het Leenstelsel (zie bijlage) dat veel verduidelijkte.

Bovengenoemd standaardwerk is te vinden in menig historische- of Stadsbibliotheek( o.a. in Alkmaar) en wordt nog regelmatig door historici en geïnteresseerden in het Geslacht Egmond geraadpleegd als het gaat om het natrekken van historische feiten die door Wim Schmelzer op uiterst minutieuze wijze zijn weergegeven zowel in geschrift als in illustratie.

Als u geïnteresseerd bent in geschiedenis wilt u dit stuk niet missen:

HET FEODALE LEENSTELSEL
Het feodalisme of feodaliteit afkomstig van het Latijnse feudum of leen is het leenstelsel dat van de val van het West-Romeinse rijk in ca 500 tot aan de nieuwe tijd in Europa bestond. Grond werd in dit stelsel door leenheren toebedeeld aan hun leenmannen in ruil voor een verplichting van persoonlijke trouw, militaire bijstand en belastinginkomsten.

Binnen de oude Germaans/Frankische stamverbanden kwam het echter al voor dat de aanzienlijken op vrijwillige basis een vorm van afhankelijkheid aangingen met hun koning waardoor zij door bevoorrechting een nog aanzienlijker positie verkregen binnen hun stamverband. De koning verlangde als tegenprestatie onvoorwaardelijke dienstbaarheid en militaire ondersteuning in tijden van oorlog. Door deze verdeel en heers politiek kon de koning zijn machtsbasis uitbouwen/ vergroten.

Doordat deze van de koning afhankelijke groep personen gaandeweg steeds groter werd en daardoor meer macht naar zich toe kon trekken, gingen zij uiteindelijk een macht binnen de stamorganisatie vormen waardoor de positie van hun koningen dusdanig uitgehold werd dat zij op een zijspoor belandden en na verloop van tijd zelfs vervangen werden door de machtigsten onder hen; b.v. door de hofmeiers zoals we het bij de Franken en Merovingers hebben zien gebeuren.

Deze hofmeiers die aanvankelijk leiding gaven aan de koninklijke hofhouding, zagen door de opvolgende zwakke koningen hun kans schoon om hun macht te vergoten en namen de koninklijke macht zelfs over. Bekend zijn de Pippiniden, een familie van Frankische hofmeiers waaruit de latere Karolingische koningen en keizers zijn voortgekomen.

Dergelijke ontwikkelingen hebben zich destijds ook in de Arabische landen voorgedaan waarbij de vizier, een hooggeplaatste functionaris/minister, zijn heerser geleidelijk aan alle macht ontnam.

Later in de Middeleeuwse geschiedenis was sprake van het zogenaamde commendatio of de levenslange verbintenis tussen vassus of vazal en dominus of heer.

De Merovingische koningen b.v. gaven grondgebieden of tenures in vruchtgebruik uit tegen zeer voordelige voorwaarden voor de ontvanger waarvoor sedert de achtste eeuw zelfs geen belasting of cijns betaald hoefde te worden.

Deze beneficia werden in de tweede helft van de achtste eeuw door de koningen zelfs voor het leven verleend onder de strikte voorwaarde dat zijn vazallen zich verplichtten om hem met een gewapende macht bij te staan in tijden van oorlog, waarmee het feodalisme een aanvang nam.

Deze grondgebieden of tenures behoorden in eerste instantie toe aan de kerk. Later zien we dat deze gronden onderdeel vormden van de koninklijke bezittingen omdat het toen ging om koninklijke vazallen die met de tenures bevoorrecht werden.

Zoals eerder vermeld, nam de machtspositie van de van de koning afhankelijke vazallen dusdanig toe dat hun rol binnen de organisatie van het rijk toenam; waardoor sprake is van feodo-vazallistische hofbetrekkingen.

Langzamerhand, sinds de negende eeuw, begon het leen op zich, belangrijker te worden dan de persoonlijke vertrouwensband met de koning waardoor de leenman zich meer pretenties ging veroorloven ten opzichte van de koning en de leenman het leen uiteindelijk omgezet wilde zien in een erfelijk leen waartegen de verzwakte koningen zich niet konden verzetten.

De vazallen gingen uit eigener beweging het leengezag ter hand nemen waardoor de koning op afstand raakte. Geen wonder dat door deze ontwikkelingen de Frankische Rijken organisatorisch in hun voegen kraakten en de koningen uiteindelijk monddood gemaakt werden met uitzondering in die gebieden die tot hun persoonlijk bezit gerekend werden; de kroondomeinen.

Deze neergang van koninklijke macht zette zich in de westelijke delen van het Frankische Rijk in een rapper tempo door dan in de oostelijke delen ervan.

LEENSTELSEL IN DE NEDERLANDEN
Als we de ontwikkeling van het leenstelsel in de Nederlanden in ogenschouw nemen dan blijkt dat aan dit sociaal/politieke stelsel van bevoordeling en afhankelijkheid in de 13 e en 14 e eeuw gaandeweg een eind begint te komen, vooral door de ontwikkeling en invloedstoename van de steden ten opzichte van het vorstelijk gezag.

Het leenstel in de Nederlanden heeft zich kunnen handhaven tot op het einde van het Ancien Régime; het Frankrijk van vóór de Franse Revolutie dat door het Huis Bourbon op absolutistische wijze geregeerd werd.

In 1795 werd in België het leenstelsel formeel tot een einde gebracht door de annexatie van dit land door Frankrijk. Bij artikel 25 van de Burgerlijke en Staatkundige Grondregels van de Staatsregeling van 1798 verdween het leenstel in Nederland van het toneel.

Het leenstelsel werd vaak beheerst door regels van gewoonterechtelijke aard en lang nadat het op zijn eind was gekomen, vormde het nog het rechtssysteem van het grondbezit.

DE ERFENIS VAN HET LEENSTELSEL
Het staat onomstotelijk vast dat het feodale tijdperk van grote invloed is geweest op de Europese samenleving; de ordening der sociale standen zijn voor een groot deel hierop terug te voeren; de bevoorrechting der militaire klasse heeft geleid tot onderdrukking van volk en hang naar wapengekletter.

Heel mooi om te vermelden dat het leenstelsel een belangrijke rol heeft gespeeld in de verdediging van het westen tegen de Noormannen, de Islam enz. doordat door de leenroerige onderlinge verhoudingen tussen heer en vazal de gebiedsverdediging op adequate wijze ter hand genomen kon worden.

Het leenroerige stelsel heeft een dusdanige ontwikkeling ondergaan dat niet alleen vazallen maar vooral ook vorsten en koningen verplicht waren zich aan hun woord te houden, dat zij zich niet boven de wet mochten plaatsen.

Hiervan is De Magna Carta uit 1215 een goed voorbeeld; het Handvest op basis waarvan de Engelse koning Jan zonder Land door zijn leenmannen gedwongen werd om zijn macht niet langer te misbruiken en dat ook hij zich als koning zich aan de wet diende te houden.

Het voert nu te ver om hier verder over uit te wijden.

Het moge duidelijk zijn dat Lamoraal van Egmont op deze historische locatie tot op de dag van vandaag zijn stempel gedrukt heeft en nog steeds drukt. Hij en zijn familie putte uit ideeën ontstaan in oude, hiërarchische en soms duistere tijden. De boeken van Wim, aanwezig op de tentoonstelling, geven u een indruk over de complexiteit om deze achtergronden zo goed mogelijk te onthullen.

De getoonde portretten vormen voor u mogelijk een aanleiding om u hier meer in te verdiepen.
- Historischestudies Prof. Dr. baron Raoul van Caenegem -